Een tijdje terug luisterde ik naar DeOngelooflijke podcast, waar ik graag naar mag luisteren. Het ging over geloven en niet-geloven en hoe eigenlijk die discussie altijd gevoerd wordt op basis van de rede, terwijl geloven of niet geloven eigenlijk nooit gebaseerd is op verstandelijke argumenten, maar eerder op een gevoel of ervaring.
Dat vond ik een interessant inzicht, omdat we enerzijds heel veel waarde hechten aan de rede (aan feiten, en aan wetenschappelijk onderzoek), maar anderzijds als het gaat om de meest wezenlijke zaken, speelt de rede niet zo’n grote rol.
Het deed me ook terugdenken aan de overstap naar een andere dokter die ik een aantal jaar geleden maakte. Deze dokter was dienstdoende arts tijdens mijn bevalling, en vroeg, tijdens het hoogtepunt van m’n weeën, hoe het met me ging. Dat vond ik zo’n grappige vraag op dat moment. Ik weet nog dat ik dacht: bedoel je of ik het in deze situatie nog trek, want je snapt toch dat ik verrek van de pijn?
Bij m’n volgende zwangerschap heb ik me over laten schrijven naar zijn praktijk, en alhoewel er laatst wat gedoe was met overnames, is me dat al die tijd nog heel goed bevallen.
(Een kleine persoonlijke illustratie hoe keuzes vaak niet redelijk of logisch zijn, maar eerder gevoelsmatig.)
Wanneer je op jonge leeftijd verkering krijgt, dan bedenk je niet dat het iets is voor de rest van je leven. Met z’n tweeën is het leuk en gezellig, en het is voor de vriendschap, de liefde en de lust.
Later komen er kinderen, en samen kinderen opvoeden is niet per se makkelijk, maar je houdt beiden zielsveel van je kinderen.
Maar bij een leven samen hoort ook een huishouden, en dat is wel het minst romantische van alles. Bakkeleien over de vaatwasser in- en uitruimen, emmeren over poep- en piessporen in de wc, kluwen met haren uit de douchegoot halen en weer vergeten containers aan de weg te zetten.
Met de boekenclub lezen we nu De vertelsels van baker de bard en dat bracht me terug naar m’n jeugdjaren waarin ik compleet verknocht was aan de Harry Potter boeken.
Het was in klas 1 of 2 van de middelbare school dat we voor Nederlands een boekverslag moesten schrijven of typen (?) Alhoewel we toen zeker nog geen boekverslag.com hadden, was het niet standaard dat je zelf een boekverslag maakte over een boek dat je ook nog eens gelezen had.
Ik was wel zo’n type. En ik deed m’n boekverslag over Harry Potter, ik denk over De geheime kamer of De gevangene van Azkaban. Ik denk dat het een zeer matig en saai verslag was, maar ik had er wel een paar zinnetjes ingestopt met in ieder geval de woorden occultisme en christelijk geloof.
Boem. Een 9 voor mijn boekverslag. Ik heb dat jaar niet veel geleerd bij Nederlands, maar wel dat het soms loont om iemand naar de mond te praten.
Op het Ichthus College, waar ik een fantastische boekenkast in mijn lokaal had.
Een paar dagen terug luisterde ik naar een mooi interview in een Nieuwsuur-uitzending van een bestuurder die invloedrijke posten had bemand en nu als leerkracht voor de klas stond.
Aan haar werd de vraag gesteld wat de reden kon zijn van de dalende lijn die het onderwijs liet zien (ongelooflijk veel vacatures; dalende resultaten).
Zij kwam met een treffend antwoord: docenten/leerkrachten worden vooral gezien als uitvoerders, en niet als professionals. Volgens haar zag je deze tendens ook in de zorg. Doordat onderwijzers vooral worden gezien als uitvoerders, die voor de leerling aan het werk zijn, vergeet het management beleid te maken dat ervoor zorgt dat de onderwijzer zijn/haar werk zo goed mogelijk kan uitvoeren.
Als het beleid van een school er vooral op gericht is om de onderwijzer zo goed mogelijk te faciliteren, dan zal dit automatisch positieve gevolgen voor de leerlingen hebben. Bij de onderwijzer moet je zijn, niet de leerling.
Een doodgewone doordeweekse dag waarop ik de kinderen naar bed breng:
Rine (meisje): oh, mama, je bent zo zacht. Zachtjes aait ze over mijn armen. Ik smelt.
Kalle (jongen): terwijl ik enigszins uitgeblust ‘ik ga slapen, ik ben moe’ zing, krijg ik een wc-rol naar mijn hoofd gegooid.
Het heeft echt wel een tijdje geduurd voordat ik jongens snapte. De manier waarop ze de verbinding zoeken. Die is bij jongens (in ieder geval bij onze jongens) fysiek. Aan je zitten, op je springen, tegen je aan beuken. Zo totaal anders dan een meisje (in ieder geval de onze) dat doet.
Dus als ik een wc-rol tegen me aangegooid krijg, dan weet ik mezelf ondertussen in te houden, dan gooi ik ‘m lekker hard terug, en Kalle heeft dikke lol.
Eerder deze week schreef ik over de vraag waarom ik altijd naar de kerk ga, terwijl ik er toch ook veel op aan te merken heb.
M’n wederhelft merkte nog op, ga je niet naar de kerk omdat je gelovig bent? Die reden is voor mij zo aanwezig, dat ik ‘m vergat te noemen.
Vandaag in de kerk probeerde ik beter te ervaren waarom ik toch graag heen ga. Ik hou ervan om ergens deel vanuit te maken. Ik hou ervan om wekelijks dezelfde mensen te zien. Ik hou van de herhaling. Ik hou van de gedwongen stilte.
En: elke ketter een letter. Uitspraak van de dominee, die ik nog niet eerder gehoord had. Mooie beeldspraak.
Met de boekenclub lazen we Madame Bovary en in een eerdere blog schreef ik al hoe ik ergens halverwege in het verhaal obsessed raakte door Emma. Dat bleek niet voor iedereen leerde ik gisteravond op de boekenclub, nouja voor één iemand eigenlijk.
Thema’s als verveling, begeerte, vervulling en verlossing kwamen langs, en ik moest denken aan het boek Veranderen: methode van Edouard Louis dat ik een tijdje geleden las. Een autobiografisch verhaal.
Zeer gedetailleerd lees je hoe Edouard er alles voor doet en voor overheeft om uit het arme milieu in Noord Frankrijk te ontsnappen. Hoe zijn lach te hard is, hoe hij zijn bestek niet goed vasthoudt, en teveel smakt. Hoe hij zijn haarlijn aanpast, en meerdere gebitsconstructies ondergaat. Ook Parijs is voor Edouard het ultieme eindpunt. Hij komt daar terecht, op een prestigieuze school en verkeert uiteindelijk in de betere kringen.
Maar voor Edouard is er (ook) geen verlossing. De begeerte naar Parijs geeft hem niet de vervulling die hij voor ogen had.
Dames en heren, dit had ik gister nog willen zeggen.