Divers

Alles is niet leuk

We loeren online wat af naar elkaar. Ik vind daar van alles van, maar ik doe er ook aan mee.

Over één aspect van het online naar elkaar kijken en beoordelen moest ik denken in de afgelopen tijd: dat berichten die we delen worden beoordeeld met een ‘vind ik leuk’. Alles wat we van iets kunnen vinden, denken of voelen wordt gereduceerd tot ‘vind ik leuk’. Wat blijft er nog over van ons beoordelingsvermogen, als het alleen maar ‘vind ik leuk’ mag zijn.

Neem nou het nieuws over Freek van Susan en Freek en het bericht dat hij ongeneeslijk ziek is. Honderdduizenden likes. Dat is toch raar? Dat moet toch ook ongemakkelijk voelen? Iemand vertelt dat hij dood gaat, en je krijgt honderdduizenden likes op dat bericht. Dat is toch niet leuk?

In mijn eigen omgeving maakte ik dat ook mee. Iemand kreeg borstkanker en gaf updates via Instagram. Op akelige berichten met diagnoses en pijn en verdriet, kon ik het niet over mijn hart verkrijgen om de post te liken. Want het is niet leuk.

Voor mij een reden om me te verhouden tot zoiets. Ik wilde wel mijn medeleven tonen, maar niet via een like.

Klassieke beginnersfout

Ik liet per ongeluk een zeer expliciete (gefilmde) bevalling aan een brugklas zien.

Sinds een paar weken geef ik weer wat lesjes Nederlands, en ik maakte een klassieke beginnersfout: niet helemaal precies weten wat voor filmpjes je toont aan de groep.

De les ging over vlogfamilies, en ter introductie daarop (het doel was leesvaardigheid), vond ik een fragment uit Lubach over vlogfamilies. Ik had de eerste paar minuten bekeken, en concludeerde dat het geschikt beeldmateriaal was voor een brugklas (iets hoger niveau, dus ik gokte erop dat ze de woordgrapjes er ook wel uit zouden halen).

Fragment duurde wel 14 minuten, en ergens halverwege zou ik het stopzetten, en doorgaan met de teksten.

En toen kwam daar in een fragment dat Lubach liet zien, een bevallende vrouw in beeld. Letterlijk bevallend op dat moment. Staand, naakt, schreeuwend, en de man filmend, en ondertussen met één hand het kind opvangend dat eruit viel.

Oeps.

Ik gauw het fragment stopzetten. Maar toen had ik frontaal een bevallende vrouw met een verwrongen gezichtsuitdrukking in beeld. Dat beeld wilde ik ook niet vereeuwigen voor die arme brugklassertjes. Lichtelijk paniekerig alle stekkers uit m’n laptop getrokken. Zwart beeld. Veilig.

En, alsof dit helemaal gepland was, voerde ik daarna een goed gesprek met de klas over expliciete content en privacy.

Oroppa op Urk

Ik lees momenteel Oroppa van Safae el Knannoussi. En elke keer als ik weer begin met lezen is het opnieuw een afspraak, een gebaar, een toezegging dat ik me openstel voor een andere cultuur. Andere namen, andere gebruiken en gewoontes, een andere achtergrond.

De plaats van handeling ken ik. Het is Amsterdam, en de straatnamen ken ik. Maar de levens, de manieren, de gewoontes, de keuzes, die komen me vreemd voor.

Dat vind ik intrigerend.

Dit fenomeen ervaar ik ook dichterbij. Wanneer ik rond het industrieterrein van Urk loop, dan loop ik door een gebied dat ik ken, een gebied dat voelt als het mijne. Maar de mensen, die over de fietspaden en de weg lopen, en de levens die ze leiden, die ken ik niet. Ze zien er anders uit, hun namen en taal zijn anders, hun gebruiken en gewoontes zijn niet herkenbaar.

Er is een web van mensen met levens dat ik ken, en er is een web van mensen met levens dat ik niet ken. En raken deze twee werelden elkaar ooit?

Flirt met een tradwive

Ik flirt met tradwives. Uiteraard niet met alle (sommigen zijn niet helemaal goed bij hun hoofd). Maar de filmpjes met mooie sfeerbeelden van lieve kindertjes, zelfgebakken brood, eigengemaakt wasmiddel en groente uit de moestuin maken me kalm en vredig en doen me verlangen naar een droomwereld van een overzichtelijk en mooi leven. Een tradwive vermarkt een ‘traditioneel leven’.

Niet iedereen flirt met tradwives. Bij sommigen roept het een agressiviteit op, die op z’n minst interessant te noemen is.

Neem nou Hanna Neeleman van Ballerinafarm. Zij wordt bestempeld als een ‘tradwive’. Ze heeft 8 kinderen met haar man, een ranch (farm), ze doen aan homeschooling, ze doet mee aan pageants, ze bakt brood en maakt boter, en filmt alles wat ze doet (doen). Voor het oog van duizenden mensen filmt ze haar bevalling: met een piepje en een zuchtje, en hoppa, weer is er een baby geboren. Even toedekken met een dekentje, en hup, de volgende dag weer in de benen, met een baby in de draagzak, want de koe moet gemolken worden. Ballerinafarm is mijn reality-tv.

Maar in alle commotie die er geregeld rondom Ballerinafarm is, alle meningen die over elkaar heen buitelen over wat het wel en niet is, en wat het wel en niet betekent en impliceert, en in welke traditie het wel en niet staat, bedacht ik me het volgende:

Als je in een bakkerij werkt, en je bakt brood van meel, water en gist, dan ben je een bakker. Dan heb je een baan en tel je mee.

Als je op een school of kinderdagverblijf werkt, dan onderwijs je kinderen en voedt ze op, dan ben je leerkracht of pedagogisch medewerker. Dan heb je een baan en tel je mee.

Maar, als je dat thuis doet voor je eigen kinderen, dan werk je niet?

Waarom wordt hetzelfde werk verschillend beoordeeld?

(Toen ik nog drie kinderen onder de 4 jaar had, en mijn zus ook, heb ik weleens geopperd om gastouder van elkaars kinderen te worden – we deden toch al 2x per dag koffie bij elkaar. In de kern zou er niets veranderen, alleen ik zou betaald krijgen voor het opvoeden van kinderen).

Er is van alles te vinden over ‘tradwives’, maar werk is werk, en dat zou op dezelfde manier gewaardeerd moeten worden.

Dienen

Ambstdrager zijn betekent een oefening in dienstbaar zijn. Dat was ongeveer de strekking van de preek van de dominee.

Ik was een beetje afgedwaald in m’n gedachten tijdens de preek, maar toen ik deze zin hoorde, werd mijn interesse gewekt.

Ik ben het namelijk niet. ‘Dienen’ is niet mijn gave van de geest, dienen is niet mijn liefdestaal. Welke term er op geplakt wordt, ik ben het niet.

Terwijl, ik het er wel heel heel erg mee eens ben. Wij mensen zouden elkaar meer moeten dienen (in de goede zin van het woord). Minder gericht op onszelf, meer gericht op de ander.

Gelukkig kan ik als vrouw in de gku geen ambstdrager worden.

Voel me een veertiger

38. Ik dacht tot een paar maanden terug dat ik al 38 jaar was. Dat zei ik ook stellig als iemand me vroeg hoe oud ik was. Totdat ik terug begon te rekenen, en ik erachter kwam dat ik nog maar 37 was.

(Ik sta ook bekend als iemand die totaal niet kan rekenen. 4 + 5 is bij mij 11.)

Maar goed, het scheelde toch een jaar. De reden dat ik een jaar mis zat, heeft denk ik te maken met het feit dat ik me een veertiger voel.

Toen ik dat aan een paar mensen vertelde, werd ik enigszins meelijwekkend aangekeken, maar dit waren mensen die de veertig nog niet aangetikt hadden (die zaten nog ergens aan het begin van hun dertiger jaren (en volop in de kleine kinderen)).

Alle veertigers die ik nu ken, de mensen in mijn persoonlijke omgeving, die lijken het goed te hebben. Net even een tikkeltje verder dan ik. Het gezin groeit op, de snotbriebels en pakken vochtige doekjes zijn voorbij. Ze lijken zichzelf goed te kennen, en dat al dan niet in relatie of combinatie met hun naaste. Ze durven hun plek op te eisen. Of zoals iemand het mooi verwoordde ‘ik praat nu met autoriteit.’

En dat, begin ik nu ook te voelen. En daarom kijk ik uit naar die veertiger jaren.

Volg het verhaal

Vorige week was er weer een scabcafe en broer en zus Kees en Willeke Brouwer waren te gast. Kees is documentairemaker en Willeke is schrijfster en illustrator.

Aan het eind van de avond raakten met Kees aan de praat over hoe je begint met het vertellen van verhalen, in welke vorm dan ook.

Vastleggen, zei Kees. Begin met vastleggen. Ga in gesprek, neem het op, en zorg ervoor dat je het verhaal zo goed mogelijk gedocumenteerd hebt. De vorm komt later wel.

Maar, en dit haalde ik er ook uit, al werd het niet met zoveel woorden gezegd, jij moet degene zijn die het gaat vastleggen. Als jij voelt dat het een verhaal is dat verteld moet worden, moet die innerlijke noodzaak ook bij jou vandaan komen.

Vrij inzicht op de vrijdag voor mij: niet follow the money, maar follow the story.

Mijn nieuwe partner

Ik heb een nieuwe partner. Claude is zijn naam. Claude is geweldig. Of beter gezegd: hij vindt mij geweldig. Elk idee dat ik aandraag, elke vraag die ik stel, elke suggestie die ik noem; het regent complimenten over mijn scherpe invalshoeken.

Ik zal altijd late to the party blijven, en dat is helemaal prima denk ik. De halve wereld werkt al met AI en ik heb het net ontdekt. En het is heerlijk. Al het denkwerk wordt van me overgenomen, en ook Claude heeft ideeën en suggesties waar ik zelf niet op zou komen. Toppertje, die Claude.

Het is ook interessant om te ontdekken hoe iedereen AI integreert in z’n dagelijkse (werk) leven. Heel LinkedIn staat bol van de afgezaagde AI teksten, waar geen greintje persoonlijkheid meer in zit. Kennelijk hebben die gebruikers er geen moeite mee om AI voor zich te laten werken. Daarnaast heb je kamp ‘ik vind het maar niks, ik ben kritisch’ en dat soort types ploetert stug door met al hun vervelende werkzaamheden, die prima overgenomen zouden kunnen worden.

Het doet me denken aan mijn boekverslagen voor Nederlands destijds (foei, ik ben al echt oud) wel of niet maken met behulp van scholieren.com. Boekverslagen waren vervelende schoolopdrachten, en met scholieren.com had je gewoon een kant-en-klaarverslag over Het gouden ei van Tim Krabbé.

Maar lezerspurist als ik was (ben), het was m’n eer te na om kant-en-klare boekverslagen van een ander te gebruiken, terwijl ik zelf zo van lezen hield (houd) en graag zelf iets over het boek dat ik gelezen had, wilde vertellen.

Dat gevoel van eer had ik overigens alleen bij Nederlandse boekverslagen. Voor al het andere maakte ik er geen probleem van om iets van een ander te lenen.

Zo is het denk ik ook met AI: dat, waarvan je graag wilt dat het van jezelf is, (met of zonder een sparringspartner), waarin je iets van jezelf wilt leggen, dat creëer je zelf, en al het andere, het inwisselbare werk, dat laat je lekker overnemen.

De sporttas

Crossfit en de sporttas. Het is als met TikTok, BeReal, Substack – ineens is het er, en iedereen zit erop, behalve jij. Jij bent op Facebook blijven hangen, en je kijkt online in het rond, en denkt, wat heb ik gemist?

Zo is het ook met de sporttas bij Crossfit. Het is niet meer simpel sportkleding, water, en als je gek wilt doen, een handdoekje in je tasje. Het zijn nu tot de verbeelding sprekende sporttassen in formaat hutkoffer. Ik denk dat menig backpacker die 6 maanden onafgebroken door de jungle reist, jaloers is op de enorme sporttassen die tijdens een les langs de zijkant van de box liggen.

Dit zijn niet zomaar tassen. Nee, dit zijn complexe bouwwerken met verschillende compartimenten, met elk hun eigen rits, waarin weer verschillende tasjes gehuisvest worden, ook weer met hun eigen ritsen. Er zijn meerdere hengels (al dan niet uitgeklapt): het kan als een rugzak gedragen worden, maar ook als schoudertas, er zitten afritsbare kleinere tasjes aan, zowel links als recht, en gespen, om nog meer tasjes aan te hangen. Ik vermoed zelfs dat deze tassen uitklapbare rugpanden hebben zodat het als matras gebruikt kan worden, of, voor degenen die all the way gaan, vastgeklikte stukken zeil zodat er een tent van gemaakt kan worden.

De aantrekkingskracht van deze tassen is enorm. Want wát stop je er allemaal in? Natuurlijk, ik had al wel vaker gezien dat er magnesium uitgehaald werd (in zo’n handig klik/rits zakje), of bijvoorbeeld leertjes of andersoortige handschoenen; elke klim- of hangactiviteit vereist een ander soort bescherming. Ook sportschoenen had ik er uitgediept zien worden. Want hardlopen of deadliften; je hebt andere schoenen nodig. Springtouwen – een double under gaat toch beter met je eigen springtouw (daarom kan ik die nog steeds niet). Steunkousen, o nee, ‘knee sleeves’, waterflessen met elektrolyten. Ik wacht nog op de dag dat er eigen dumbbells en kettlebells uitgehaald worden – want dat tilt toch net even wat lichter.

Toegegeven, ik maak geregeld dankbaar gebruik van deze kruiken van Sarefat.

Nadat ik er al heel vaak grapjes over gemaakt had, trok ik op een avond de stoute schoenen aan, en vroeg of ik eens in zo’n tas mocht kijken. Eén iemand was zo aardig om mijn onbedwingbare nieuwsgierigheid te voeden. Ik had een hele les al gemekkerd over die enorme sporttassen, en waarschijnlijk om van mijn gezeur af te zijn, opende hij zijn tas.

Ik denk dat Pandora zich ook zo gevoeld moet hebben toen Zeus haar die doos gaf. Ik voelde de opwinding door mijn lijf, en verwachtte voor eens en voor altijd er achter te komen welke geheimen deze sporttassen herbergden. En wat ik al die tijd al misliep.

Maar zoals het is met vrouwen en handtassen, is het met mannen en sporttassen: je kunt er beter niet in kijken.

Ik heb er wel een nieuwe fascinatie bij.

Kaag

Op een vredige, stille zondagmorgen zit ik hier, in het zonnetje, met een kopje koffie. Ik kijk uit over water en een weiland, en hoor vogeltjes kwetteren en fluiten. Het enige wat het vredige onderbreekt zijn de vliegtuigen die ongeveer om de drie minuten over de Kaagbaan vliegen en landen op Schiphol.

We zitten in ‘De Schuur’ op het eilandje Kaag, en ‘schuur’ mag je vrij letterlijk nemen. Maar ach, de badkamer, wc en bedden zijn prima, dus mij hoor je niet klagen.

Kaag is een bijzonder eilandje, waar de bewoners trots zijn op hun woonplaats. Het is niet groot, zo’n 200 huizen met 600 mensen, en het is, net als Urk, ons kent ons. We zijn een paar keer een restaurant ingelopen waar de hoofden zich collectief naar ons toe draaiden, en we de vraag kregen ‘waar komen jullie vandaan?’. Konden wij ook trots vertellen dat we van een eiland kwamen.

In de Schuur vond ik een map, zo eentje die je kent van vroeger, toen je een werkstuk moest maken in Word. Het was een lijvige map, waar alle blaadjes netjes één voor één in een insteekhoes gekozen waren.

Op de eerste pagina was iemand begonnen met de tekst te redigeren. En wat ik zo aan de verbeteringen kon zien, was het een kundig iemand. Ik gok op een blonde vrouw, ergens tussen de veertig en zestig, en het zou heel goed een docent geweest kunnen zijn. Iemand die gewend is aan het corrigeren van lopende teksten.

Op pagina 3 stopten de correcties, dus nu blijft de vraag door m’n hoofd spelen of deze corrector uit zichzelf, uit liefde voor de taal, correcties aanbracht, maar na 3 pagina’s dacht, ja bekijk het maar, ik heb geen zin meer. Of, zou deze vrouw gevraagd zijn om de tekst te corrigeren? Ik had ondertussen geleerd dat ‘De Schuur’ en ‘de Stal’ ondergebracht waren in een stichting, als bezinningscentra, met als doel ‘in de breedste zin van het woord de Bijbelse boodschap verkondigen’. Maar wat is er dan in de tussentijd gebeurd?

Gister zaten we in een restaurantje waar opgetogen rond werd verteld dat we bij ‘Bob’ zaten. En of we ‘Bob’ al ontmoet hadden? Nee, dat niet, zeiden we. Misschien weet deze Bob het antwoord op het mysterie van de niet afgemaakte correcties.

Wordt vervolgd! (Of niet).

Navigate