Dagelijks loop ik 1 a 2 keer langs het tankstationnetje de Gulf achter ons huis. En nooit is met bijzonder opgevallen, totdat we een hond kregen, en ik door dagelijkse loopjes gefascineerd raakte door die paar vierkante meter aan de Urkerweg.
Ik begon er ook m’n auto te tanken, omdat ik zin had om deel uit te maken van dat hele gebeuren daar. Want elke keer weer spannend: wie tref je, vacuüm verpakt, achter de plastic platen, en via wiens pinapparaat moet je betalen?
Ik heb zelfs overwogen om daar ook m’n was te gaan doen. Gewoon, voor de full experience.
Gisteravond zag ik dat het tankhuisje afgeplakt was, en geverfd wordt. Doordat het donker was, en er net een paar auto’s stonden, scheen er rood licht op een golfplaten bijgebouwtje, dat er nog niet zo lang staat. Een paar seconden dacht ik, wordt dit nou rood geverfd, en welke betekenis heeft dat? Wordt het een afwerkkamertje? Om met de tijd en de klandizie mee te gaan? Maar nee, het was het rode achterlicht van een auto. De kleur was gewoon nog wit.
Dat bijgebouwtje staat er nog niet zo lang staat. Op die plek was eerst een soort terrasje gebouwd, eenvoudig, van de meest treurige schoonheid. Een golfplaten afdak, met daaronder een paar kleine tafeltjes met gedraaid ijzeren poten, en een paar wiebelige stoelen.
Ik had mezelf daar in de zomer al zien zitten, op zo’n oncomfortabel stoeltje, met een vieze poederkoffie in kartonnen bekertje, met een creamer erdoor, omringd door voorbijsuizende auto’s. Misschien zou ik er wel een klef saucijzenbroodje bij nemen.
En o, wat zou ik daar genoeglijk zitten.