Divers

De sporttas

Crossfit en de sporttas. Het is als met TikTok, BeReal, Substack – ineens is het er, en iedereen zit erop, behalve jij. Jij bent op Facebook blijven hangen, en je kijkt online in het rond, en denkt, wat heb ik gemist?

Zo is het ook met de sporttas bij Crossfit. Het is niet meer simpel sportkleding, water, en als je gek wilt doen, een handdoekje in je tasje. Het zijn nu tot de verbeelding sprekende sporttassen in formaat hutkoffer. Ik denk dat menig backpacker die 6 maanden onafgebroken door de jungle reist, jaloers is op de enorme sporttassen die tijdens een les langs de zijkant van de box liggen.

Dit zijn niet zomaar tassen. Nee, dit zijn complexe bouwwerken met verschillende compartimenten, met elk hun eigen rits, waarin weer verschillende tasjes gehuisvest worden, ook weer met hun eigen ritsen. Er zijn meerdere hengels (al dan niet uitgeklapt): het kan als een rugzak gedragen worden, maar ook als schoudertas, er zitten afritsbare kleinere tasjes aan, zowel links als recht, en gespen, om nog meer tasjes aan te hangen. Ik vermoed zelfs dat deze tassen uitklapbare rugpanden hebben zodat het als matras gebruikt kan worden, of, voor degenen die all the way gaan, vastgeklikte stukken zeil zodat er een tent van gemaakt kan worden.

De aantrekkingskracht van deze tassen is enorm. Want wát stop je er allemaal in? Natuurlijk, ik had al wel vaker gezien dat er magnesium uitgehaald werd (in zo’n handig klik/rits zakje), of bijvoorbeeld leertjes of andersoortige handschoenen; elke klim- of hangactiviteit vereist een ander soort bescherming. Ook sportschoenen had ik er uitgediept zien worden. Want hardlopen of deadliften; je hebt andere schoenen nodig. Springtouwen – een double under gaat toch beter met je eigen springtouw (daarom kan ik die nog steeds niet). Steunkousen, o nee, ‘knee sleeves’, waterflessen met elektrolyten. Ik wacht nog op de dag dat er eigen dumbbells en kettlebells uitgehaald worden – want dat tilt toch net even wat lichter.

Toegegeven, ik maak geregeld dankbaar gebruik van deze kruiken van Sarefat.

Nadat ik er al heel vaak grapjes over gemaakt had, trok ik op een avond de stoute schoenen aan, en vroeg of ik eens in zo’n tas mocht kijken. Eén iemand was zo aardig om mijn onbedwingbare nieuwsgierigheid te voeden. Ik had een hele les al gemekkerd over die enorme sporttassen, en waarschijnlijk om van mijn gezeur af te zijn, opende hij zijn tas.

Ik denk dat Pandora zich ook zo gevoeld moet hebben toen Zeus haar die doos gaf. Ik voelde de opwinding door mijn lijf, en verwachtte voor eens en voor altijd er achter te komen welke geheimen deze sporttassen herbergden. En wat ik al die tijd al misliep.

Maar zoals het is met vrouwen en handtassen, is het met mannen en sporttassen: je kunt er beter niet in kijken.

Ik heb er wel een nieuwe fascinatie bij.

Kaag

Op een vredige, stille zondagmorgen zit ik hier, in het zonnetje, met een kopje koffie. Ik kijk uit over water en een weiland, en hoor vogeltjes kwetteren en fluiten. Het enige wat het vredige onderbreekt zijn de vliegtuigen die ongeveer om de drie minuten over de Kaagbaan vliegen en landen op Schiphol.

We zitten in ‘De Schuur’ op het eilandje Kaag, en ‘schuur’ mag je vrij letterlijk nemen. Maar ach, de badkamer, wc en bedden zijn prima, dus mij hoor je niet klagen.

Kaag is een bijzonder eilandje, waar de bewoners trots zijn op hun woonplaats. Het is niet groot, zo’n 200 huizen met 600 mensen, en het is, net als Urk, ons kent ons. We zijn een paar keer een restaurant ingelopen waar de hoofden zich collectief naar ons toe draaiden, en we de vraag kregen ‘waar komen jullie vandaan?’. Konden wij ook trots vertellen dat we van een eiland kwamen.

In de Schuur vond ik een map, zo eentje die je kent van vroeger, toen je een werkstuk moest maken in Word. Het was een lijvige map, waar alle blaadjes netjes één voor één in een insteekhoes gekozen waren.

Op de eerste pagina was iemand begonnen met de tekst te redigeren. En wat ik zo aan de verbeteringen kon zien, was het een kundig iemand. Ik gok op een blonde vrouw, ergens tussen de veertig en zestig, en het zou heel goed een docent geweest kunnen zijn. Iemand die gewend is aan het corrigeren van lopende teksten.

Op pagina 3 stopten de correcties, dus nu blijft de vraag door m’n hoofd spelen of deze corrector uit zichzelf, uit liefde voor de taal, correcties aanbracht, maar na 3 pagina’s dacht, ja bekijk het maar, ik heb geen zin meer. Of, zou deze vrouw gevraagd zijn om de tekst te corrigeren? Ik had ondertussen geleerd dat ‘De Schuur’ en ‘de Stal’ ondergebracht waren in een stichting, als bezinningscentra, met als doel ‘in de breedste zin van het woord de Bijbelse boodschap verkondigen’. Maar wat is er dan in de tussentijd gebeurd?

Gister zaten we in een restaurantje waar opgetogen rond werd verteld dat we bij ‘Bob’ zaten. En of we ‘Bob’ al ontmoet hadden? Nee, dat niet, zeiden we. Misschien weet deze Bob het antwoord op het mysterie van de niet afgemaakte correcties.

Wordt vervolgd! (Of niet).

Een goede dag voor de ezel

Ik word wakker uit een diepe slaap van een ping van een appje. Ik kijk op m’n telefoon: 05.48. Appjes waren niet voor mij. Ik zucht denkbeeldig. Ik had m’n wekker op 05.50 gezet, want ik zou om 06.30 sporten. Nu loop ik precies twee zalige minuten slaap mis. Zoals altijd flitst door m’n hoofd wat als ik me zou omdraaien, en zou uitschrijven. Maar dat doe ik natuurlijk niet.

Ik loop naar beneden, zet het koffieapparaat aan, drink één kopje koffie, kleed me aan, en ren nog zo’n drie keer op en neer naar boven en beneden (zachtjes), omdat ik van alles kwijt ben. 06.20u stap ik de auto in en rijd naar crossfit.

Tijdens de warming-up kom ik erachter dat ik twee verschillende schoenen aan heb. Eén lelijke New Balance, die ik als sportschoenen draag, en één knappe New Balance, die ik voor opknappers draag. Ik doe (kipping) chin-ups en een beginnende blaar raakt open. De trainer geeft aan dat ik ‘mannenhanden’ krijg als ik het vel eraf trek. Pff, mannenhanden denk ik. Al die toetsenbordvingers van tegenwoordig bedoel je? Maar dat zeg ik niet hardop. Ik trek m’n vel eraf, en doe 40 chin-ups. Onderbroken natuurlijk.

Ik kom thuis en drink m’n tweede kop koffie. Ik ga douchen en daarna maak ik een ontbijtje voor me klaar. Ik lees ondertussen een interview met Jonnie en Theresa Boer. Al heb ik nog nooit bij de Librije gegeten, en ken ik Jonnie verder niet, toch raakt z’n dood me. Kennelijk ben ik nu ook op zo’n leeftijd dat het overlijden van een 60-jarige man, die net besloten had het wat rustiger aan te doen, me doet beseffen dat het leven maar tijdig is.

Ik föhn m’n haar, doe wat make-up op, en loop naar boven toe om de bedden af te halen. In plaats van vanavond – als iedereen weer naar bed gaat – bedenken dat de bedden ook weer opgemaakt moeten worden, doe ik dat nu meteen. Ik voel me goed, het voelt als een win.

M’n zus is jarig en ga om de koffie. Om half 11 is de koffiebar geopend. Eerst nog cadeautjes halen, terugrijden om de jongens op te halen, vervolgens nog de hond bij skrepr afleveren, en dan tegen 11 uur plof ik op de bank neer voor koffie en taart.

In 2005 schreef Tim Krabbé de novelle Een goede dag voor de ezel. In dit verhaal krijgt een willekeurige man, verkleed als ezel, 100 euro toegeworpen, door een moordenaar die zijn lot wil afkopen. Later krijgt de ezel nog eens 10 euro.

Een goede dag voor de ezel dus.

Klagen mag

Klagen is goed. Mits je er maar niet in blijft hangen natuurlijk. Zoals ik graag mag zeggen: evalueren, accepteren, anticiperen.

Net zoals constructief roddelen goed is voor het sociale systeem, zo is klagen goed voor je interne systeem. Klagen lucht op.

Het is weer meivakantie, en m’n haat-/liefdeverhouding met vakanties laait weer op. Ik gun mezelf even één keer over een aantal zaken te klagen, en daarna ga ik weer vrolijk verder met m’n leven.

  • De illusie van vakantie. Het woord vakantie roept allerlei associaties op met anders dan anders. Dus een onderbreking van het normale. Dat is een illusie. Tafel dekken, afruimen, vaatwasser inruimen, vaatwasser leeghalen, stofzuigen, opruimen, wassen, opvoeden, nog meer opruimen, ruzies beslechten, nog meer wassen; alles gaat gewoon door.
  • ‘s Ochtends geen gehaast. Ik denk lekker relaxed te kunnen doen ‘‘s ochtends. Er hoeven geen kinderen naar school, ik hoef zelf niet naar m’n werk. Dus ik doe ook rustig aan. Lang koffiedrinken, uitgebreid ontbijten, kinderen in pyjama’s laten. En dan, dan om 10.00u ontploft de boel. Het is een chaos, want er is niets opgeruimd, ik zie er zelf uit alsof ik elk moment ter aarde besteld kan worden, de kinderen beginnen ruzie te maken, niemand is nog aangekleed, er zijn nog geen tanden gepoetst, en er is geen zicht op verlossing.
  • Het gevoel van leuke dingen moeten doen. I love scharrelen in huis. Maar dan wel in m’n eentje. Maar ik ben niet alleen, dus ben ik vervolgens de hele vakantie bezig met de juiste balans zoeken tussen de kinderen zichzelf vermaken (rondom het huis spelen), en laten vermaken (georganiseerde uitjes/tripjes). Overal om je heen zie en hoor je dat er leuke dingen gedaan worden, en dat geeft toch ook het gevoel dat ik leuke dingen moet doen met m’n kinderen.
  • De leefruimte wordt overgenomen. Ik leef nu eenmaal niet alleen. De kinderen leven er ook. Iemand doet bijvoorbeeld alle deuren op slot, als oplossing om buurtkinderen af te schudden. Super handig, als ik net buiten ben, en naar binnen wil, omdat ik nodig moet plassen. Iemand doet op een fijne zonnige dag de jaloezieën helemaal dicht, waardoor het net lijkt alsof je in een bunker woont. Ik heb zin in wat lekkers, maar alles is al opgegeten. Ik moet naar de wc, maar ze zijn áltijd bezet. Enzovoort, enzovoort.

Zoals ik al zei, klagen lucht op. Evalueren, accepteren en anticiperen.

Vriendschap

‘Het uitmaken met een vriendschap, hoe doe je dat?’ Ik was met een collega in gesprek over veranderende vriendschappen in je leven. Hij zei dit als een soort conclusie.

Je groeit met elkaar op, je komt elkaar gemakkelijk tegen, het is leuk, het kost weinig moeite. Je doorloopt dezelfde fases, en viert hoogtepunten met elkaar.

Gaandeweg wordt het minder, maar je merkt het niet zo. Komt het door de kinderen? Maar dat wat in het begin zo vanzelfsprekend leek, is weg.

Ik ben altijd al moeilijk geweest in loslaten. Eenmaal in m’n hart, dan blijft iemand daar voor eeuwig zitten, of diegene dat nou wil, of niet.

Maar, bij verschillende fasen, horen toch verschillende vriendschappen? Je verandert, je ontwikkelt, en vriendschappen deinen mee op die golven.

Dat kan, maar toch vind ik dat lastig. Omdat, het hoeft toch niet uit te maken op welke golf de één of de ander zit?

En toch, toch weet ik dat het zo gaat.

Een vriendschap uitmaken hoeft dan misschien niet. Iemand drijft gewoon weg, totdat je elkaar niet meer ziet.

Wil je strijd?

Geert verloor zijn rijbewijs. Dat thema heeft bij ons thuis in de afgelopen weken nogal de boventoon gevoerd. Hij reed te snel, ‘‘s nachts, over de A-6. Gelaserd, achterna gezeten, in een politiefuik gereden; het was een mooi verhaal.

Wat volgde? De strijdlustige Geert, die volgde. Dat rijbewijs werd een missie. Een rechtszaak. Een roeping. Een levensproject.

Toen kwamen de pleidooien. Ik heb er zeker tienduizend moeten aanhoren. Tijdens het avondeten, ‘‘s avonds op de bank, in de badkamer. Eén keer stond hij met een tandenborstel in z’n mond een juridisch betoog te houden over ‘proportionaliteit versus verkeersinzicht’. Hij hield toespraken voor de hond. En hij maakte meerdere canvas, voor zichzelf.

Toen kwamen de advocaten. Nee niet Scholten uit Emmeloord. Nee, dure. Iemand uit Amsterdam. Strak in pak, normaal druk met moord- en zedenzaken. Dat soort zaken waren haar passie, omdat het recht daarin zo complex is. En nu dus behept met het terughalen van een rijbewijs.

En zo barstte de strijd los. Tegen de boetes. Tegen de duur van de straf. Maar vooral: tegen Geert zelf. De echte strijd die gevoerd werd, was berouw krijgen, spijt hebben, en dat op een geloofwaardige manier. Weer kwamen de pleidooien, en af en toe werd er een traantje uit de ooghoeken weggepinkt.

En…het hielp.

De meeste mensen zouden denken: nou ja, even op de blaren zitten, paar maanden niet rijden, het zij zo. Zo ben ik in ieder geval. Maar zo zit Geert niet in elkaar. Ze willen strijd, dan krijgen ze strijd. Het gaat niet om de duur. Of de uitkomst. Het is de strijd die telt.

Hij heeft z’n rijbewijs (bijna) terug. De vlag hangt klaar. De fiets staat inmiddels op Marktplaats, met als omschrijving: “nauwelijks gebruikt, met lichte juridische bijsmaak”.

Maar dan hebben we nog de EMG. Een cursus voor gevaarlijk rijgedrag. Deze cursus moet ook gevolgd worden. Bijna, bijna, was de rust wedergekeerd. Maar de hele strijd begint weer opnieuw.

De aarde redden

De aarde gaat naar de klote, en ik ga erachteraan. Ik geloof het, ik weet het, en toch ontbreekt vaak het urgente gevoel om écht mijn gedrag te veranderen.

Wat ik wel redelijk gepassioneerd doe, is afval scheiden. Ik scheid plastic, oud papier, gft, batterijen, glas, kleding en restafval. Regelmatig vis ik aan het eind van de dag restafval uit de gft-prullenbak omdat niet iedereen in mijn huishouden even secuur afval scheidt.

Maar, wat het gescheiden glaswerk vooral is: bier- en wijnflessen. En als je veel ruimte hebt om te garen, dan worden het na verloop van tijd veel bier- en wijnflessen. In principe niet zo chique. (Ik hecht toch waarde aan m’n reputatie).

En hier komt het probleem. De aarde redden is ongemakkelijk, het doet een beetje pijn, het schuurt. Want je moet er iets voor opgeven of iets voor laten.

Nu had ik de ruim vijftig wijn- en bierflessen in plastic (doorzichtige!) zakken al eens verplaatst van de kelder naar de garage. Ik had de zakken strategisch in het looppad van de deur gelegd, in de hoop dat als Geert erover zou strompelen hij de zakken achterin de auto zou gooien en ze zou wegbrengen naar de glasbak.

Maar timing is a bitch, Geert z’n rijbewijs werd afgepakt, dus hij strompelde wel over de bierflesjes, maar liep vervolgens door naar z’n fiets, en het glaswerk bleef uitgespreid over de vloer liggen. Ook niet zo chique, want als de garagedeur weleens openstond, en al die bier- en wijnflessen uitgestrooid over de grond lagen, zag dat er ook armoedig uit.

Afgelopen vrijdag had ik de geest, ik zat ik een positieve flow, en raapte alle wijn- en bierflessen weer bij elkaar en met drie bodybags vol reed ik driest naar de glasbakken bij de Aldi. Ik had alle gene opzij gezet, en begon zonder oogcontact te maken met wie dan ook, met mijn haar voor mijn gezicht, alle wijn- en bierflessen in de glasbak te gooien. In m’n ooghoeken hield ik in de gaten of ik geen bekenden zag, maar na een tijdje hoorde ik een brommend zoemend geluid dat steeds dichterbij kwam, en jawel hoor, precies naast mij stil stond.

Het was een oude man in een scootmobiel, die naast mij in de glasbak voor blank glas, z’n glazen potjes wilde weggooien. De afstand tussen de glasbak, de stoep en z’n scootmobiel was onhandig, dus hij kon z’n glazen potjes niet deponeren, maar hij moest als een soort basketbalworp z’n glaswerk met een gooitje in dat gat zien te krijgen. Terwijl hij daarvoor meerdere pogingen deed, vielen al z’n blikjes frisdrank uit z’n plastic tasje, die onhandig half onder z’n scootmobiel rolden.

Dit ongemak kon ik niet langer aanzien, en alhoewel strikt voorgenomen geen contact te maken met anderen, zei ik uit goed fatsoen, zal ik je even helpen?

Ik gooide z’n glaswerk in de glasbak, en bukte om z’n plastic flesjes op te rapen. Maar oude mannen in een scootmobiel, dat is toch altijd trainingsbroeken en wijdbeens zitten, dus daar zat ik gehurkt op ooghoogte bij zijn kruis plastic blikjes onder een scootmobiel op te rapen.

De aarde redden; het valt niet mee.

Afgeschud

Gister hoorde ik op een verjaardag een verhaaltje over een man die in zijn leven knoestig en recht voor z’n raap was. Zo iemand die van z’n hart geen moordkuil maakt. Deze man was nu dement (geworden), en ‘het was zo’n lieve man.’ Logisch zei iemand, want hij heeft alles er in z’n leven al uitgegooid. Dus wat overblijft als de kaders vervagen, de remmen losgaan, is lievigheid.

Dat wordt mijn levensdoel voor mijn einde: een lieve oude demente vrouw. (In tegenstelling tot een zure cynische gemene oude vrouw die ik dreig te worden als ik niet een aantal zaken aanpak).

Er gloort hoop. Ik heb al iets van me afgeschud, al iets losgelaten.

Geen unieke ervaringen

Ik belandde op Substack door een fan-tas-tisch verhaal over kleffe jamballabroodjes. En ik vind het leuk!

Het lekker kunnen grasduinen door tekst spreekt me aan, plus dat het veel minder draait om mooie beelden.

Heerlijk om te zien dat elke schrijver met dezelfde thema’s kampt. Net zoals elk zichzelf respecterend mediapersoon een podcast moet hebben, zo lijkt iedereen (oké, velen) nu een nieuwsbrief te willen schrijven. Mijn nieuwe hobby is om de verschillende argumenten op te sporen om wel/niet betaalde content te delen (er zijn vele nuances!), wat de niche is waarbinnen iemand schrijft, hoe vaak je iets kunt verwachten, én wat de validatie is waarom diegene op substack zit.

Maar terug naar mijn punt. De laatste tijd liep ik trots te verkondigen dat ik zo moe was. Moe-zijn is altijd iets geweest waar ik nooit zoveel aandacht aan schonk, maar de laatste tijd omarmde ik dat helemaal. En dat ik dat zonder scrupules deed, voelde best uniek. Op een paar uit mijn omgeving na – die je niet love genoeg kunnen ankieken – heeft niemand het echt over moe zijn.

Totdat ik dus op substack een (heel leuk) artikel las over dat ‘moe zijn het nieuwe druk is.’ Er werden wel 14 soorten moeheid opgesomd! (Ik noem er een paar: cortisolmoe, emo-moe, tropenjarenmoe, enz.)

Daar ging mijn unieke ervaring van moe zijn.

Dus heb ik er nog een paar moeheden bij bedacht:

  • Spierpijnmoe. Na flink gesport te hebben, zulke spierpijn de volgende dagen hebben, dat je voelt dat je vermoeid bent, omdat je lichaam zich herstelt.
  • Alcoholmoe. Dat je na een bepaalde leeftijd al door één wijntje de volgende een knippien moet doen om bij te komen.
  • Kindermoe. Dat je aan het eind van de dag geen gemekker meer kunt aanhoren van je kinderen en niet eens meer de moeite doet om op ze te reageren.
  • Leesmoe. Dat je tijdens het lezen van een boek langzaamaan in slaapt valt. Omdat lezen ontspant!

Minder is beter

Een tijdje terug heb ik het grootste gedeelte van mijn volgend/volgers verwijderd op Instagram. Plotseling vond ik het onnatuurlijk om zoveel mensen te volgen; te weten wat ze allemaal op gestileerde wijze doen en meemaken en vinden van iets. En daarbij merkte ik ook bij mezelf, hoe meer volgers, hoe minder vrij ik me voelde om iets te delen. Dus ik knikkerde iedereen eruit, en ben opnieuw begonnen met mensen volgend/te laten volgen.

En dat heeft me een verrassend aantal inzichten en voordelen opgeleverd.

Ten eerste bemerk ik een soort gene bij mezelf om dit op te schrijven. Dat online loeren naar elkaar, en de beïnvloeding die daaruit voortvloeit, is iets wat ik doe en ik denk niet dat ik de enige daarin ben, maar het bespreken voelt ongemakkelijk.

Ten tweede realiseerde ik me hoeveel mensen ik eigenlijk volgde die ik niet eens leuk vond. Dat leverde me altijd veel cynische gedachten op, maar dat ben ik nu kwijt, omdat ik alleen maar mensen en accounts volg, die ik écht leuk of sympathiek vind. Er is veel ruis weg.

En als laatste, Instagram is nu heel saai geworden. De mensen die ik volg, posten niet zoveel, dus er is niet zoveel nieuws. Ik zit in een soort gekke Amerikaanse huisvrouwen fuik, waar ik zo snel mogelijk uit wil. Insta bekoort me glad niet meer.

Navigate