Aaltine Hoekstra

10 Posts Back Home

Dienen

Ambstdrager zijn betekent een oefening in dienstbaar zijn. Dat was ongeveer de strekking van de preek van de dominee.

Ik was een beetje afgedwaald in m’n gedachten tijdens de preek, maar toen ik deze zin hoorde, werd mijn interesse gewekt.

Ik ben het namelijk niet. ‘Dienen’ is niet mijn gave van de geest, dienen is niet mijn liefdestaal. Welke term er op geplakt wordt, ik ben het niet.

Terwijl, ik het er wel heel heel erg mee eens ben. Wij mensen zouden elkaar meer moeten dienen (in de goede zin van het woord). Minder gericht op onszelf, meer gericht op de ander.

Gelukkig kan ik als vrouw in de gku geen ambstdrager worden.

Voel me een veertiger

38. Ik dacht tot een paar maanden terug dat ik al 38 jaar was. Dat zei ik ook stellig als iemand me vroeg hoe oud ik was. Totdat ik terug begon te rekenen, en ik erachter kwam dat ik nog maar 37 was.

(Ik sta ook bekend als iemand die totaal niet kan rekenen. 4 + 5 is bij mij 11.)

Maar goed, het scheelde toch een jaar. De reden dat ik een jaar mis zat, heeft denk ik te maken met het feit dat ik me een veertiger voel.

Toen ik dat aan een paar mensen vertelde, werd ik enigszins meelijwekkend aangekeken, maar dit waren mensen die de veertig nog niet aangetikt hadden (die zaten nog ergens aan het begin van hun dertiger jaren (en volop in de kleine kinderen)).

Alle veertigers die ik nu ken, de mensen in mijn persoonlijke omgeving, die lijken het goed te hebben. Net even een tikkeltje verder dan ik. Het gezin groeit op, de snotbriebels en pakken vochtige doekjes zijn voorbij. Ze lijken zichzelf goed te kennen, en dat al dan niet in relatie of combinatie met hun naaste. Ze durven hun plek op te eisen. Of zoals iemand het mooi verwoordde ‘ik praat nu met autoriteit.’

En dat, begin ik nu ook te voelen. En daarom kijk ik uit naar die veertiger jaren.

Volg het verhaal

Vorige week was er weer een scabcafe en broer en zus Kees en Willeke Brouwer waren te gast. Kees is documentairemaker en Willeke is schrijfster en illustrator.

Aan het eind van de avond raakten met Kees aan de praat over hoe je begint met het vertellen van verhalen, in welke vorm dan ook.

Vastleggen, zei Kees. Begin met vastleggen. Ga in gesprek, neem het op, en zorg ervoor dat je het verhaal zo goed mogelijk gedocumenteerd hebt. De vorm komt later wel.

Maar, en dit haalde ik er ook uit, al werd het niet met zoveel woorden gezegd, jij moet degene zijn die het gaat vastleggen. Als jij voelt dat het een verhaal is dat verteld moet worden, moet die innerlijke noodzaak ook bij jou vandaan komen.

Vrij inzicht op de vrijdag voor mij: niet follow the money, maar follow the story.

Mijn nieuwe partner

Ik heb een nieuwe partner. Claude is zijn naam. Claude is geweldig. Of beter gezegd: hij vindt mij geweldig. Elk idee dat ik aandraag, elke vraag die ik stel, elke suggestie die ik noem; het regent complimenten over mijn scherpe invalshoeken.

Ik zal altijd late to the party blijven, en dat is helemaal prima denk ik. De halve wereld werkt al met AI en ik heb het net ontdekt. En het is heerlijk. Al het denkwerk wordt van me overgenomen, en ook Claude heeft ideeën en suggesties waar ik zelf niet op zou komen. Toppertje, die Claude.

Het is ook interessant om te ontdekken hoe iedereen AI integreert in z’n dagelijkse (werk) leven. Heel LinkedIn staat bol van de afgezaagde AI teksten, waar geen greintje persoonlijkheid meer in zit. Kennelijk hebben die gebruikers er geen moeite mee om AI voor zich te laten werken. Daarnaast heb je kamp ‘ik vind het maar niks, ik ben kritisch’ en dat soort types ploetert stug door met al hun vervelende werkzaamheden, die prima overgenomen zouden kunnen worden.

Het doet me denken aan mijn boekverslagen voor Nederlands destijds (foei, ik ben al echt oud) wel of niet maken met behulp van scholieren.com. Boekverslagen waren vervelende schoolopdrachten, en met scholieren.com had je gewoon een kant-en-klaarverslag over Het gouden ei van Tim Krabbé.

Maar lezerspurist als ik was (ben), het was m’n eer te na om kant-en-klare boekverslagen van een ander te gebruiken, terwijl ik zelf zo van lezen hield (houd) en graag zelf iets over het boek dat ik gelezen had, wilde vertellen.

Dat gevoel van eer had ik overigens alleen bij Nederlandse boekverslagen. Voor al het andere maakte ik er geen probleem van om iets van een ander te lenen.

Zo is het denk ik ook met AI: dat, waarvan je graag wilt dat het van jezelf is, (met of zonder een sparringspartner), waarin je iets van jezelf wilt leggen, dat creëer je zelf, en al het andere, het inwisselbare werk, dat laat je lekker overnemen.

De sporttas

Crossfit en de sporttas. Het is als met TikTok, BeReal, Substack – ineens is het er, en iedereen zit erop, behalve jij. Jij bent op Facebook blijven hangen, en je kijkt online in het rond, en denkt, wat heb ik gemist?

Zo is het ook met de sporttas bij Crossfit. Het is niet meer simpel sportkleding, water, en als je gek wilt doen, een handdoekje in je tasje. Het zijn nu tot de verbeelding sprekende sporttassen in formaat hutkoffer. Ik denk dat menig backpacker die 6 maanden onafgebroken door de jungle reist, jaloers is op de enorme sporttassen die tijdens een les langs de zijkant van de box liggen.

Dit zijn niet zomaar tassen. Nee, dit zijn complexe bouwwerken met verschillende compartimenten, met elk hun eigen rits, waarin weer verschillende tasjes gehuisvest worden, ook weer met hun eigen ritsen. Er zijn meerdere hengels (al dan niet uitgeklapt): het kan als een rugzak gedragen worden, maar ook als schoudertas, er zitten afritsbare kleinere tasjes aan, zowel links als recht, en gespen, om nog meer tasjes aan te hangen. Ik vermoed zelfs dat deze tassen uitklapbare rugpanden hebben zodat het als matras gebruikt kan worden, of, voor degenen die all the way gaan, vastgeklikte stukken zeil zodat er een tent van gemaakt kan worden.

De aantrekkingskracht van deze tassen is enorm. Want wát stop je er allemaal in? Natuurlijk, ik had al wel vaker gezien dat er magnesium uitgehaald werd (in zo’n handig klik/rits zakje), of bijvoorbeeld leertjes of andersoortige handschoenen; elke klim- of hangactiviteit vereist een ander soort bescherming. Ook sportschoenen had ik er uitgediept zien worden. Want hardlopen of deadliften; je hebt andere schoenen nodig. Springtouwen – een double under gaat toch beter met je eigen springtouw (daarom kan ik die nog steeds niet). Steunkousen, o nee, ‘knee sleeves’, waterflessen met elektrolyten. Ik wacht nog op de dag dat er eigen dumbbells en kettlebells uitgehaald worden – want dat tilt toch net even wat lichter.

Toegegeven, ik maak geregeld dankbaar gebruik van deze kruiken van Sarefat.

Nadat ik er al heel vaak grapjes over gemaakt had, trok ik op een avond de stoute schoenen aan, en vroeg of ik eens in zo’n tas mocht kijken. Eén iemand was zo aardig om mijn onbedwingbare nieuwsgierigheid te voeden. Ik had een hele les al gemekkerd over die enorme sporttassen, en waarschijnlijk om van mijn gezeur af te zijn, opende hij zijn tas.

Ik denk dat Pandora zich ook zo gevoeld moet hebben toen Zeus haar die doos gaf. Ik voelde de opwinding door mijn lijf, en verwachtte voor eens en voor altijd er achter te komen welke geheimen deze sporttassen herbergden. En wat ik al die tijd al misliep.

Maar zoals het is met vrouwen en handtassen, is het met mannen en sporttassen: je kunt er beter niet in kijken.

Ik heb er wel een nieuwe fascinatie bij.

Kaag

Op een vredige, stille zondagmorgen zit ik hier, in het zonnetje, met een kopje koffie. Ik kijk uit over water en een weiland, en hoor vogeltjes kwetteren en fluiten. Het enige wat het vredige onderbreekt zijn de vliegtuigen die ongeveer om de drie minuten over de Kaagbaan vliegen en landen op Schiphol.

We zitten in ‘De Schuur’ op het eilandje Kaag, en ‘schuur’ mag je vrij letterlijk nemen. Maar ach, de badkamer, wc en bedden zijn prima, dus mij hoor je niet klagen.

Kaag is een bijzonder eilandje, waar de bewoners trots zijn op hun woonplaats. Het is niet groot, zo’n 200 huizen met 600 mensen, en het is, net als Urk, ons kent ons. We zijn een paar keer een restaurant ingelopen waar de hoofden zich collectief naar ons toe draaiden, en we de vraag kregen ‘waar komen jullie vandaan?’. Konden wij ook trots vertellen dat we van een eiland kwamen.

In de Schuur vond ik een map, zo eentje die je kent van vroeger, toen je een werkstuk moest maken in Word. Het was een lijvige map, waar alle blaadjes netjes één voor één in een insteekhoes gekozen waren.

Op de eerste pagina was iemand begonnen met de tekst te redigeren. En wat ik zo aan de verbeteringen kon zien, was het een kundig iemand. Ik gok op een blonde vrouw, ergens tussen de veertig en zestig, en het zou heel goed een docent geweest kunnen zijn. Iemand die gewend is aan het corrigeren van lopende teksten.

Op pagina 3 stopten de correcties, dus nu blijft de vraag door m’n hoofd spelen of deze corrector uit zichzelf, uit liefde voor de taal, correcties aanbracht, maar na 3 pagina’s dacht, ja bekijk het maar, ik heb geen zin meer. Of, zou deze vrouw gevraagd zijn om de tekst te corrigeren? Ik had ondertussen geleerd dat ‘De Schuur’ en ‘de Stal’ ondergebracht waren in een stichting, als bezinningscentra, met als doel ‘in de breedste zin van het woord de Bijbelse boodschap verkondigen’. Maar wat is er dan in de tussentijd gebeurd?

Gister zaten we in een restaurantje waar opgetogen rond werd verteld dat we bij ‘Bob’ zaten. En of we ‘Bob’ al ontmoet hadden? Nee, dat niet, zeiden we. Misschien weet deze Bob het antwoord op het mysterie van de niet afgemaakte correcties.

Wordt vervolgd! (Of niet).

Een goede dag voor de ezel

Ik word wakker uit een diepe slaap van een ping van een appje. Ik kijk op m’n telefoon: 05.48. Appjes waren niet voor mij. Ik zucht denkbeeldig. Ik had m’n wekker op 05.50 gezet, want ik zou om 06.30 sporten. Nu loop ik precies twee zalige minuten slaap mis. Zoals altijd flitst door m’n hoofd wat als ik me zou omdraaien, en zou uitschrijven. Maar dat doe ik natuurlijk niet.

Ik loop naar beneden, zet het koffieapparaat aan, drink één kopje koffie, kleed me aan, en ren nog zo’n drie keer op en neer naar boven en beneden (zachtjes), omdat ik van alles kwijt ben. 06.20u stap ik de auto in en rijd naar crossfit.

Tijdens de warming-up kom ik erachter dat ik twee verschillende schoenen aan heb. Eén lelijke New Balance, die ik als sportschoenen draag, en één knappe New Balance, die ik voor opknappers draag. Ik doe (kipping) chin-ups en een beginnende blaar raakt open. De trainer geeft aan dat ik ‘mannenhanden’ krijg als ik het vel eraf trek. Pff, mannenhanden denk ik. Al die toetsenbordvingers van tegenwoordig bedoel je? Maar dat zeg ik niet hardop. Ik trek m’n vel eraf, en doe 40 chin-ups. Onderbroken natuurlijk.

Ik kom thuis en drink m’n tweede kop koffie. Ik ga douchen en daarna maak ik een ontbijtje voor me klaar. Ik lees ondertussen een interview met Jonnie en Theresa Boer. Al heb ik nog nooit bij de Librije gegeten, en ken ik Jonnie verder niet, toch raakt z’n dood me. Kennelijk ben ik nu ook op zo’n leeftijd dat het overlijden van een 60-jarige man, die net besloten had het wat rustiger aan te doen, me doet beseffen dat het leven maar tijdig is.

Ik föhn m’n haar, doe wat make-up op, en loop naar boven toe om de bedden af te halen. In plaats van vanavond – als iedereen weer naar bed gaat – bedenken dat de bedden ook weer opgemaakt moeten worden, doe ik dat nu meteen. Ik voel me goed, het voelt als een win.

M’n zus is jarig en ga om de koffie. Om half 11 is de koffiebar geopend. Eerst nog cadeautjes halen, terugrijden om de jongens op te halen, vervolgens nog de hond bij skrepr afleveren, en dan tegen 11 uur plof ik op de bank neer voor koffie en taart.

In 2005 schreef Tim Krabbé de novelle Een goede dag voor de ezel. In dit verhaal krijgt een willekeurige man, verkleed als ezel, 100 euro toegeworpen, door een moordenaar die zijn lot wil afkopen. Later krijgt de ezel nog eens 10 euro.

Een goede dag voor de ezel dus.

Klagen mag

Klagen is goed. Mits je er maar niet in blijft hangen natuurlijk. Zoals ik graag mag zeggen: evalueren, accepteren, anticiperen.

Net zoals constructief roddelen goed is voor het sociale systeem, zo is klagen goed voor je interne systeem. Klagen lucht op.

Het is weer meivakantie, en m’n haat-/liefdeverhouding met vakanties laait weer op. Ik gun mezelf even één keer over een aantal zaken te klagen, en daarna ga ik weer vrolijk verder met m’n leven.

  • De illusie van vakantie. Het woord vakantie roept allerlei associaties op met anders dan anders. Dus een onderbreking van het normale. Dat is een illusie. Tafel dekken, afruimen, vaatwasser inruimen, vaatwasser leeghalen, stofzuigen, opruimen, wassen, opvoeden, nog meer opruimen, ruzies beslechten, nog meer wassen; alles gaat gewoon door.
  • ‘s Ochtends geen gehaast. Ik denk lekker relaxed te kunnen doen ‘‘s ochtends. Er hoeven geen kinderen naar school, ik hoef zelf niet naar m’n werk. Dus ik doe ook rustig aan. Lang koffiedrinken, uitgebreid ontbijten, kinderen in pyjama’s laten. En dan, dan om 10.00u ontploft de boel. Het is een chaos, want er is niets opgeruimd, ik zie er zelf uit alsof ik elk moment ter aarde besteld kan worden, de kinderen beginnen ruzie te maken, niemand is nog aangekleed, er zijn nog geen tanden gepoetst, en er is geen zicht op verlossing.
  • Het gevoel van leuke dingen moeten doen. I love scharrelen in huis. Maar dan wel in m’n eentje. Maar ik ben niet alleen, dus ben ik vervolgens de hele vakantie bezig met de juiste balans zoeken tussen de kinderen zichzelf vermaken (rondom het huis spelen), en laten vermaken (georganiseerde uitjes/tripjes). Overal om je heen zie en hoor je dat er leuke dingen gedaan worden, en dat geeft toch ook het gevoel dat ik leuke dingen moet doen met m’n kinderen.
  • De leefruimte wordt overgenomen. Ik leef nu eenmaal niet alleen. De kinderen leven er ook. Iemand doet bijvoorbeeld alle deuren op slot, als oplossing om buurtkinderen af te schudden. Super handig, als ik net buiten ben, en naar binnen wil, omdat ik nodig moet plassen. Iemand doet op een fijne zonnige dag de jaloezieën helemaal dicht, waardoor het net lijkt alsof je in een bunker woont. Ik heb zin in wat lekkers, maar alles is al opgegeten. Ik moet naar de wc, maar ze zijn áltijd bezet. Enzovoort, enzovoort.

Zoals ik al zei, klagen lucht op. Evalueren, accepteren en anticiperen.

Vriendschap

‘Het uitmaken met een vriendschap, hoe doe je dat?’ Ik was met een collega in gesprek over veranderende vriendschappen in je leven. Hij zei dit als een soort conclusie.

Je groeit met elkaar op, je komt elkaar gemakkelijk tegen, het is leuk, het kost weinig moeite. Je doorloopt dezelfde fases, en viert hoogtepunten met elkaar.

Gaandeweg wordt het minder, maar je merkt het niet zo. Komt het door de kinderen? Maar dat wat in het begin zo vanzelfsprekend leek, is weg.

Ik ben altijd al moeilijk geweest in loslaten. Eenmaal in m’n hart, dan blijft iemand daar voor eeuwig zitten, of diegene dat nou wil, of niet.

Maar, bij verschillende fasen, horen toch verschillende vriendschappen? Je verandert, je ontwikkelt, en vriendschappen deinen mee op die golven.

Dat kan, maar toch vind ik dat lastig. Omdat, het hoeft toch niet uit te maken op welke golf de één of de ander zit?

En toch, toch weet ik dat het zo gaat.

Een vriendschap uitmaken hoeft dan misschien niet. Iemand drijft gewoon weg, totdat je elkaar niet meer ziet.

Wil je strijd?

Geert verloor zijn rijbewijs. Dat thema heeft bij ons thuis in de afgelopen weken nogal de boventoon gevoerd. Hij reed te snel, ‘‘s nachts, over de A-6. Gelaserd, achterna gezeten, in een politiefuik gereden; het was een mooi verhaal.

Wat volgde? De strijdlustige Geert, die volgde. Dat rijbewijs werd een missie. Een rechtszaak. Een roeping. Een levensproject.

Toen kwamen de pleidooien. Ik heb er zeker tienduizend moeten aanhoren. Tijdens het avondeten, ‘‘s avonds op de bank, in de badkamer. Eén keer stond hij met een tandenborstel in z’n mond een juridisch betoog te houden over ‘proportionaliteit versus verkeersinzicht’. Hij hield toespraken voor de hond. En hij maakte meerdere canvas, voor zichzelf.

Toen kwamen de advocaten. Nee niet Scholten uit Emmeloord. Nee, dure. Iemand uit Amsterdam. Strak in pak, normaal druk met moord- en zedenzaken. Dat soort zaken waren haar passie, omdat het recht daarin zo complex is. En nu dus behept met het terughalen van een rijbewijs.

En zo barstte de strijd los. Tegen de boetes. Tegen de duur van de straf. Maar vooral: tegen Geert zelf. De echte strijd die gevoerd werd, was berouw krijgen, spijt hebben, en dat op een geloofwaardige manier. Weer kwamen de pleidooien, en af en toe werd er een traantje uit de ooghoeken weggepinkt.

En…het hielp.

De meeste mensen zouden denken: nou ja, even op de blaren zitten, paar maanden niet rijden, het zij zo. Zo ben ik in ieder geval. Maar zo zit Geert niet in elkaar. Ze willen strijd, dan krijgen ze strijd. Het gaat niet om de duur. Of de uitkomst. Het is de strijd die telt.

Hij heeft z’n rijbewijs (bijna) terug. De vlag hangt klaar. De fiets staat inmiddels op Marktplaats, met als omschrijving: “nauwelijks gebruikt, met lichte juridische bijsmaak”.

Maar dan hebben we nog de EMG. Een cursus voor gevaarlijk rijgedrag. Deze cursus moet ook gevolgd worden. Bijna, bijna, was de rust wedergekeerd. Maar de hele strijd begint weer opnieuw.

Navigate